Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Doch gijlieden zult [29]priesters des HEEREN heten, [30]men zal u dienaren onzes Gods noemen; [31]gij zult het vermogen der heidenen eten, en in hun [32]heerlijkheid zult gij u roemen. 29. Te weten geestelijke priesters, om te offeren de kalveren uwer lippen en uw lichaam tot een redelijken godsdienst eer te begeven; zie Ex.19:6; Rom.12:1 Hebr.13:15; 1 Petr.2:5,9; Openb.1:6, en Openb.5:10. 30. Of, en tot ulieden zal gezegd worden; o gij dienaars van onzen God. 31. Dat is, gij zult de goederen genieten, die u de heidenen mededelen zullen, wanneer zij tot Christus zullen bekeerd wezen. Zie hfdst.60 vs.5. 32. Dat is, rijkdom.